dagboek > overzicht
Dagboek april 2016Bekiek hele maand 
 
18 april om 18:25
 
Herman van Veen op 5 mei in Theater Sneek



Interview Herman van Veen: Onder vier ogen!





Edith Leerkes en ik spelen vanaf 3 mei t/m 12 juni 2016 een korte voorjaarstour van achttien concerten in Nederland met als titel ‘Onder vier ogen’, aanleiding is mijn inmiddels vijftigjarig plus vak jubileum. Werd in maart op een stralende dag eenenzeventig.

Ter gelegenheid van deze feestelijke, bescheiden tour verschijnt er ook een cd in een boekje ‘Onder vier ogen’ met oude en nieuwe liedjes uitgevoerd door Herman en Edith.

Het is bijna niet voor te stellen hoe snel die vijftig jaar voorbij gegaan zijn. Zie me nog staan om gefotografeerd te worden met Laurens van Rooijen en Erik van der Wurff voor de Stadsschouwburg in Utrecht. We hoopten met deze foto de directeur van de schouwburg, in 1965, te kunnen overtuigen dat we t.z.t. in zijn zaal niet zouden misstaan. Herinner me nog dat we in die begintijd ook zo ongeveer alle zalen in Amsterdam zijn afgelopen, we waren nergens welkom. Hebben toen maar uit nood en met geleend geld van vrienden de kleine zaal van het Concertgebouw afgehuurd. De mazzel die we hadden was dat op een van die avonden de bedrijfsleider van Carré in de zaal zat die na afloop van onze voorstelling zei: “We hebben even verderop een geschikter zaaltje voor jullie.”

We speelden daar inmiddels meer dan vijfhonderd voorstellingen en honderden in Berlijn, Hamburg, Antwerpen, Parijs. Vijftigtallen in New York, Wenen en ga maar door. Kan het soms zelf bijna niet geloven. Maar moet dat wel als ik kijk naar mijn stille getuigen, de planken vol cd’s, dvd’s en boeken.





Dikwijls wordt gevraagd, wat is uw mooiste herinnering? Ik kan het niet beantwoorden. Vandaag herinner ik mij dit en morgen weer iets anders. Zie terug op een gazon vol bloemen met hier en daar wat distels.

Kijk zelden of luister naar dat wat ik gemaakt heb. Soms is het onvermijdelijk omdat je dan bijvoorbeeld op de radio het nieuws wil horen en val je daarvoor in je eigen lied. Vind dat meestal grappig, soms denk ik, beter dan ik dacht of oeps, wat lullig. Hangt ook van je stemming af. Kijk er altijd weer van op hoe helder die liedjes zijn, niet anders dan bewaarde foto’s van iets dat in je leven is gebeurd. Alles wat je schrijft is toch vooral autobiografisch met hier en daar een kanteling.

Gemakkelijk schrijf ik niet, wel veel, waarvan overigens maar weinig overblijft.
Hoe het precies werkt weet ik na al die jaren nog steeds niet. Het begint vaak met een notitie op de rand van een krant, een servet, een bierviltje of in een keurig opschrijfboekje. Wat het dan wordt? Een toneelstuk, een scenario, een sprookje, vers of liedje. Je sleutelt, werkt een gedachte uit, soms lijkt het wel alsof iets buiten jou om de vorm bepaalt. Alsof wat je schrijft meer weet dan jij, heb dat vooral ook als ik schilder.





Met het ouder worden ben ik meer en meer zelf liedjes (gezongen miniatuurtjes) gaan schrijven. Tijdens mijn studie werkte ik vooral met Hans Dorrestijn en Willem Wilmink. Hans en ik waren een jaar of achttien, Willem toen al diep in de twintig. Hij doceerde Nederlands aan de Utrechtse Universiteit. Eind jaren zestig schoof Rob Chrispijn aan. We schreven decennia stukken samen. Met het slechter worden van Willems gezondheid heb ik dat als het ware natuurlijk overgenomen. Heb daar nooit zo bij stil gestaan.

Ben op een uitzondering na nu mijn eigen hofleverancier. Er is één man die het soms lukt, iets te schrijven waarvan ik denk hoe weet hij dat ik daar nu mee bezig ben, en dat is Theo Olthuis uit Bergen. Hij schreef zonder dat ik het wist soms iets volledig op maat.

Kijk je bijvoorbeeld naar onze huidige voorstelling dan is verreweg het meeste inmiddels van eigen hand. Ben Rob en Willem bijzonder erkentelijk, heb formidabel veel van ze geleerd en zal ze naast mijn eigen werk altijd weleens zingen. Vooral ook op vriendelijk verzoek. Zoals bijvoorbeeld laatst:
“Mijnheer Van Veen, wij zijn tegen heug en meug met uw liedjes opgegroeid. Onze vader was uw grootste fan, hij zou vandaag achtenzestig geworden zijn. Zou u te zijner nagedachtenis het liedje ‘Alles’ kunnen zingen?”

Hou veel van het werk van de Belgische schrijver Luuk Gruwez. Hij is vooral ook dichter. Mooie liedteksten vind ik die van Maarten van Roozendaal. We waren, voordat zijn noodlot toesloeg, ooit van plan samen iets met elkaar te gaan spelen.





Geniet ook van Erik de Jong, die van Spinvis. Mag graag teksten van bijvoorbeeld Remco Campert, Ramsey Nasr, Hagar Peeters en Judith Herzberg lezen. We hebben nogal wat bijzondere dichters.

In die eerste jaren zong ik soms ook vertalingen, voornamelijk uit het Frans. Dat komt nu bijna niet meer voor. Een van de laatste vertalingen, een die ik samen met Marnix Dorrestein maakte, was ‘Alors on danse’ van Stromae. Was verguld te horen dat de jonge Belgische meester vertaling en uitvoering picobello vond.

Een van de eerste vertalingen die ik zong was er een van Lennaert Nijgh, Jacques Brels ‘Liefde van later’. Dat lied begeleidt ons een leven lang. Heb het in gedachten altijd voor mijn ouders gezongen en nu zij er niet meer zijn is dat lied voor mij vandaag als een levende herinnering. Zag zelden mensen die zoveel van elkaar hielden als zij, ze lagen arm in arm in bed. ‘Liefde van later’ verdween zo vaak van ons repertoire maar dook telkens weer op, zong het tweeënvijftig jaar lang met Erik van der Wurff. Hij overleed in 2014. Heb met mijzelf afgesproken dat als het weer opduikt ik dat nu tweeënvijftig jaar lang met Edith Leerkes zal gaan zingen.

Het zingen in andere talen vind ik makkelijker dan zingen in mijn eigen taal. Van welke taal dan ook weet je altijd minder dan van de jouwe. Die beperking biedt je ruimte. Ik kan in het Frans niet zo improviseren als in het Nederlands. Het feit dat er minder keuzes zijn maakt je concerten zodoende strakker, effectiever, je dwaalt minder vaak af. Ben na voorstellingen in andere talen ook minder moe. Vertelde laatst aan een journalist, het is bij wijze van spreken alsof er maar één loopplank naar het schip ligt.

Elke drie jaar beginnen wij aan een wereldreis die ons voert van Antwerpen naar Berlijn, Wenen, Amsterdam, Londen, New York, Parijs. Onze voorstellingen hebben een dagboekkarakter. De invloed van wat er in de samenleving gebeurt op onze voorstellingen is groot. Je bent dus altijd aan het passen en meten. Aanvankelijk had ik vertalers, nu doe ik door mijn gegroeide kennis van die talen dat zelf en laat me corrigeren. U kunt zich voorstellen hoe groot die exterieure invloed is. Zou ik nu in deze ‘Je suis Charlie’ tijden “Bonsoir, je suis Herman” zeggen, dan is dat een totaal ander statement dan twee jaar geleden. De kunst is voortdurend bij de les te zijn. Heb me soms verbluffend vergist doordat ik dacht, zo’n vaart zal het niet lopen. Maar als een woord ook iets anders kan betekenen dan jij je op dat moment realiseert kantelt je voorstelling in betekenis. In Amerika bijvoorbeeld hoorde ik laatst ‘A Dutch Woman’, een opblaaspop. Kun je je voorstellen hoe je daarna soms met een mond vol tanden kunt staan.

Je eigen onzin is altijd het grappigst. Hoor mezelf tijdens repetities regelmatig zeggen ‘See what happens, laat het misgaan en hou dat vast, probeer dat te herhalen.’ Denk nu aan Charlie Chaplin. Zag ooit een documentaire waarin hij heel zorgvuldig een bananenschil neerlegde waarover hij van plan was te gaan vallen en daarna uiterst verbaasd was toen dat op het moment dat hij dat eventjes vergeten was ook werkelijk gebeurde.

Veel vergeten doe ik gelukkig nog niet, speur zo af en toe wel naar een naam, die en die. Was laatst voor een check-up in het ziekenhuis waar een foto van mijn rug gemaakt werd. ‘Haken en ogen’ mompelde de fotograaf in zichzelf, ‘ook de heer Van Veen slijt’. Mijn rug is kwetsbaar, komt door eenenzestig jaar viool spelen. Ook mijn knieën zijn inmiddels broos, je hoort ze knarsen. Dat komt vooral ook omdat ik tot mijn vijftigste gevoetbald heb.

Als ik ’s ochtends wakker word kost het me enige tijd om mijn rechterhand en voeten weer soepel te kunnen bewegen. Zei laatst tijdens het ontbijt tegen mijn vrouw: ”mijn geest is soepeler dan mijn lichaam.” Laat me goed verzorgen. Werk al sinds jaar en dag met een paar vaste fysiotherapeuten, eet bescheiden, drink met mate en geniet vooral van familie, vrienden, collega’s, de tuin en het fantastische werk dat ik heb.

Kan me een leven zonder voorstellingen niet voorstellen. Hoop zo oud te worden dat geen dood meer in mij geďnteresseerd is. Men tegen die tijd zal zeggen, laat die maar zingen.

Interview: ?
Eigen foto's: september 2014, tijdens optreden in Theater Sneek